Ook grootouders moeten door de rechter worden ontvangen om hun omgangsverzoek met kleinkinderen te kunnen beoordelen
Samenvatting annotatie onder Hof van Justitie EU 31 mei 2018, Prg. 2018/182 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:EU:C:2018:359, Valcheva/Babanarakis).
Personen- en familierecht: Ook grootouders kunnen zich voor wat betreft omgang met hun kleinkinderen beroepen op de Verordening Brussel II bis.
De Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis) regelt (onder meer) de bevoegdheid van rechters in familieaangelegenheden binnen de EU. In deze kwestie vorderde een in Bulgarije wonende grootmoeder omgang met haar kleinkind in Griekenland. De Bulgaarse rechter verklaarde zich op basis van de Verordening onbevoegd.
Het Hof van Justitie van de EU (HvJ) kreeg de vraag voorgelegd of het begrip ‘omgangsrecht’ in art. 2 punt 10 van de Verordening ook ziet om omgang tussen grootouders en kleinkinderen. Dat blijkt het geval en het HvJ oordeelt dan ook dat het begrip ‘omgangsrecht’ autonoom moet worden uitgelegd. Dat betekent dat de definitie van het omgangsrecht in de Verordening volgens het HvJ geen enkele beperking stelt voor wat betref de personen die dit omgangsrecht kunnen claimen.
Ook in de Nederlandse situatie leidt dit tot dezelfde conclusie. In beginsel is de rechter van de gewone verblijfplaats van het kind (formeel) bevoegd om over het (materiële) omgangsrecht te oordelen. In dit verband reed hof Amsterdam 3 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1085 vermoedelijk een scheve schaats. Ten onrechte verklaarde hij een biologische tante niet-ontvankelijk in haar verzoek tot omgang met de kinderen, overwegende dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van haar betrokkenheid met de kinderen ex art. 8 EVRM.
Het hof had deze conclusie voorshands echter niet mogen trekken, maar eerst moeten beoordelen of de tante ontvankelijk is in haar verzoek. Gezien voornoemde uitspraak van het HvJ is dat het geval, nu er sprake is van family ties met de kinderen. Ten onrechte komt het hof dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling, althans kan de tante zich niet nader uitspreken in de procedure.
De uitspraak van het HvJ is overigens ook weer niet zo bijzonder, zie bijvoorbeeld Hoge Raad 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3927. Daarin is al overwogen dat, indien de feiten en omstandigheden van het geval aanleiding geven tot de conclusie dat sprake is van “de facto family ties” met een kind, uit art. 8 EVRM volgt dat de betrokken persoon in beginsel recht heeft op omgang. De rechter zal vervolgens een omgangsregeling vaststellen die in het belang van het kind is of de omgang ontzeggen op grond van een of meer ontzeggingsgronden.
Ten slotte nog vermeldenswaard dat de Verordening Brussel II bis inmiddels op onderdelen aan herziening toe is, zie onder meer het Voorstel van de Europese Commissie van 30 juni 2016.
Meer informatie? De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder HvJ EU 31 mei 2018, Prg. 2018/182 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:C:2018:359) of neem contact op met ons kantoor.