Bij gewijzigde omstandigheden hoeven bepaalde scheidingsafspraken over verdeling niet te worden nagekomen

Verbintenissenrecht: Bepaalde afspraken over de verdeling na een echtscheiding hoeven niet te worden nagekomen als de omstandigheden zodanig wijzigen dat zij contractueel onvoorzien zijn.

Samenvatting annotatie onder Rechtbank Noord-Holland (kantonrechter Zaanstad) 26 november 2015, Prg. 2016/105 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2015:11983).

De onvoorziene omstandigheid in deze zaak was de verhuizing van de dochter van de vrouw naar de man. De ouders hebben niet in de gewijzigde omstandigheden willen voorzien en die omstandigheden waren evenmin in de overeenkomst verdisconteerd. De rechter kon dus oordelen dat art. 6:258 lid 1 BW van toepassing was en de overeenkomst ex art. 6:260 lid 1 BW werd gewijzigd. Het is alleen wel de vraag of de mogelijkheid dat het kind van de ene naar de andere ouder verhuist niet binnen de risicosfeer van partijen ligt. De rechter had daar gezien de strenge criteria van art. 6:258 BW beter naar mogen kijken. Het lijkt echter dat vooral het belang van de kinderen bij de beslissing voorop heeft gestaan.

Dat sprake is van onvoorziene omstandigheden ex art. 6:258 BW wordt niet snel aangenomen. Wat min of meer is verdisconteerd in de overeenkomst, is niet onvoorzien. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij een omstandigheid die in de privésfeer van een van de partijen ligt, als een van de partijen de omstandigheid zelf veroorzaakt, of als de overeenkomst een zeker speculatief karakter heeft. Ook de extra vrachtkosten door de zesdaagse oorlog in het Midden-Oosten in 1967 vormende overigens geen onvoorziene omstandigheden. Datzelfde geldt voor economische crisis vanaf 2009. Pacta sunt servanda blijft de hoofdregel.

In de literatuur wordt de aard van art. 6:258 BW nu eens geduid als lex specialis van art. 6:248 lid 2 BW, dan weer als lex suppleta (aanvullend) daarop. Het gaat er hoe dan ook niet om of de desbetreffende omstandigheden bij het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar waren, maar of partijen in het optreden van
dergelijke omstandigheden (stilzwijgend) hebben willen voorzien.

Volgens Hoge Raad 20 februari 1998, NJ 1998/493 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2587) moet het gaan om omstandigheden die bij het sluiten van de overeenkomst toekomstig waren. De rechter moet zich terughoudend opstellen. Als het even kan moet de overeenkomst in stand blijven. Een ernstige verstoring van de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties en een verandering van wetgeving vormen over het algemeen wel onvoorziene omstandigheden.

De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder Rechtbank Noord-Holland (kantonrechter Zaanstad) 26 november 2015, Prg. 2016/105 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2015:11983) of neem contact op met ons kantoor.

Print Friendly, PDF & Email