Advocaat niet per se civiel aansprakelijk wegens tuchtrechtelijke veroordeling
Verbintenissenrecht: De enkele tuchtrechtelijke veroordeling van de advocaat, maakt hem nog niet zonder meer civielrechtelijk aansprakelijk.
Samenvatting annotatie onder Rb. Noord-Holland 1 oktober 2014, Prg. 2015/124 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2014:13082).
In deze kwestie had de advocaat van gedaagde verslagen van vertrouwelijke mediation tussen partijen aan de rechtbank verstrekt in het kader van een arbeidsconflict. Gedaagde claimde dat de waarheid moest prevaleren boven het vertrouwelijke karakter van mediation. De tuchtrechter bleek het daarmee niet eens en veroordeelde de advocaat van gedaagde. De wederpartij zag daartoe onder meer aanleiding om hem ook civielrechtelijk aansprakelijk te stellen, want – zo meende zij – als gevolg van de openbaarmaking van de bedoelde mediationverslagen was er aanzienlijke schade geleden.
Het hof zag dat anders. Een onverkorte nakoming van de geheimhoudingsplicht in het kader van mediation geldt niet onder alle omstandigheden. Civielrechtelijke aansprakelijkheid wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm vloeit immers volgens Hoge Raad 15 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2197 niet rechtstreeks voort uit een tuchtrechtelijke veroordeling. De vordering werd afgewezen.
In de noot onder deze uitspraak van de rechtbank Noord-Holland signaleert de auteur een riskante ontwikkeling in die zin dat – ondanks de uitkomst in de onderhavige kwestie – er toch sprake lijkt te zijn van een vervaging van hetgeen wordt getoetst in de tuchtrechtelijke praktijk en de civiele rechtspleging. Bij de toetsing aan de tuchtnormen ging het tot dusverre in beginsel om de vraag of het gedrag van de advocaat al dan niet laakbaar was. Anders in het civiele aansprakelijkheidsrecht, waarin het gaat met name om de vraag of de advocaat zijn kernactiviteiten op behoorlijke wijze heeft uitgeoefend of anders gezegd, of er al dan niet sprake is van een beroepsfout. Dit aspect wordt in het tuchtrecht doorgaans marginaal getoetst.
In de tuchtrechtspraak zijn er blijkens jurisprudentie aanwijzingen dat nu ook de tuchtrechter voornoemde civiele criteria steeds vaker ter hand neemt en toepast voor zijn beoordeling. Dit is niet alleen in tegenspraak met hetgeen de wetgever in de totstandkoming van het tuchtrecht voor ogen heeft gehad, maar ook riskant om procesrechtelijke redenen. Immers, het tuchtrecht kent nog steeds geen behoorlijk gecodificeerd bewijsrecht.
Wilt u meer over deze annotatie weten? Het volledige commentaar met jurisprudentie, literatuur en andere vindplaatsen is te raadplegen in de annotatie onder Rb. Noord-Holland 1 oktober 2014, Prg. 2015/124 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2014:13082) of neem contact op met ons kantoor.