Schade aan een vliegtuigvleugel door een sleepwagenbestuurder is inherent aan de normale bedrijfsvoering van de vliegmaatschappij

Samenvatting annotatie onder Kantonrechter Arnhem 10 januari 2018, Prg. 2018/51 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBGEL:2018:125).

Consumentenrecht: Schade aan een vliegtuigvleugel door de bestuurder van een sleepwagen is inherent aan het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij, zodat passagiers gecompenseerd moeten worden bij langdurige vertraging.

Een passagier is met anderhalve dag vertraging in Tel Aviv aangekomen met El Al en vordert vertragingsschade. Volgens El Al is tijdens de push back op Schiphol een sleepwagen tegen de wingtip van een vleugel gereden door gladheid. Een wingtip is het rechtopstaande uiteinde van de vleugel, de zgn. winglet. Door de aanrijding kon er met het toestel niet meer worden gevlogen en een alternatief vliegtuig bleek niet op tijd voorhanden. El Al beroept zich op buitengewone omstandigheden, onder meer vanwege het ijzige weer en weigert compensatieschade.

De kantonrechter oordeelt (ten onrechte, zie hierna) dat de passagier geen recht heeft op compensatie vanwege die buitengewone omstandigheden. El Al kon volgens de kantonrechter immers geen invloed uitoefenen op het handelen van de bestuurder van de sleepwagen. Een dergelijke gebeurtenis zou niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van het luchtvaartbedrijf. Ook heeft zij volgens de kantonrechter al het mogelijke gedaan om vertraging te voorkomen.

De kantonrechter ziet in deze kwestie echter (onder meer) HvJ EU 14 november 2014, C-394/14 (Siewert/ Condor) over het hoofd. Daarin is overwogen dat een botsing met en/of door een derde op de luchthaven moet worden beschouwd als een gebeurtenis die juist wel inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. In die zaak botste een busje met een mobiele trap tegen het vliegtuig, met als gevolg een vertraging. Luchtvaartmaatschappijen worden volgens het Hof evenwel voortdurend geconfronteerd met dergelijke situaties. Dat maakt dat deze gebeurtenissen inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de vliegmaatschappij. Dit geldt zelfs in het geval een dergelijk technisch probleem zich maar zelden voordoet, aldus eveneens HvJ EU 14 november 2014, C-394/14.

De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder Ktr.  Arnhem 10 januari 2018, Prg. 2018/51 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBGEL:2018:125) of neem contact op met ons kantoor.

 

 

Print Friendly, PDF & Email