Respijt voor schuldeiser die griffierecht voor renvooiprocedure te laat betaald

Procesrecht: Griffierecht te laat betaald in een renvooiprocedure: toepassing hardheidsclausule?

Samenvatting commentaar onder Rechtbank Rotterdam 2 januari 2013, Prg. 2013/99 (LJN BY8578).

Als een vordering van een concurrente schuldeiser in het kader van een faillissement door de curator niet wordt erkend, zal de vordering (zonder dagvaarding) pas dan naar de rol voor een terechtzitting worden verwezen, nadat de rechter-commissaris tevergeefs heeft getracht te bemiddelen. In dat geval is de schuldeiser griffierecht verschuldigd, het gaat hier dan immers om een zgn. verificatiegeschil (zgn. renvooiprocedure).

In deze kwestie was het volledige griffierecht niet op tijd ontvangen. Reeds betaald was de minimum bijdrage in het kader van een toevoeging (althans € 71,=). Schuldeiser zou echter niet in aanmerking komen voor een toevoeging, maar heeft daartegen bezwaar aangetekend, deze procedure loopt nog. De vraag dringt zich derhalve op of de hardheidsclausule ex art. 127a lid 3 Rv moet worden toegepast. De rechtbank noemt drie argumenten, op grond waarvan de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is:

  • indien griffierecht in een renvooiprocedure te laat is ontvangen, wordt de verificatie-aanvraag als ingetrokken beschouwd ex art. 122 lid 3 Fw. Dat zou betekenen dat de schuldeiser in het vervolg kansloos is en dat is in strijd met art. 6 EVRM, omdat hoger beroep immers is uitgesloten en evenmin een (nieuwe) dagvaarding kan worden uitgebracht (zie daarover ook onze annotatie onder Hof Den Haag 18 juli 2011, Prg. 2011, 246);
  • de bedoeling van het nieuwe griffierechtenstelsel is toch primair het incassorisico van de Staat te beperken;het wel betaalde gedeelte aan griffierecht kan uiteindelijk voldoende blijken te zijn, als blijkt dat de schuldeiser wel voor een zgn. toevoeging in aanmerking zal kunnen komen;
  • dat betekent voor een natuurlijk persoon een griffierechtbijdrage voor een kwestie van ‘onbepaalde waarde’ (€ 73,= in 2012).
Dit laatste argument ontleent de rechtbank aan Hoge Raad 21 november 2003, NJ 2004, 72, waarin is bepaald dat het verschuldigde griffierecht in een renvooiprocedure moet worden berekend aan de hand van de maatstaf van ‘onbepaalde waarde’. Resteert de vraag waarom de rechtbank niets doet met het verschil van € 2,=, maar dat lijkt kennelijk niet meer dan muggenzifterij…

Het volledige artikel is te raadplegen bij Kluwer Navigator of neem contact op met ons kantoor.

Print Friendly, PDF & Email