Wsnp-aanvraag prevaleert bij gelijktijdig faillissementsverzoek

Insolventierecht: Bij gelijktijdige aanvraag faillissement en Wsnp, prevaleert faillissement en wordt de behandeling niet geschorst ex art. 3a Fw, omdat langer uitstel teveel verlies aan loon van de werknemers betekent.

Samenvatting commentaar onder Rechtbank Arnhem 10 juli 2012, Prg. 2014/15 m.nt. PJMR (ECLI:NL:RBARN:2012:3817).

In deze zaak hebben de werknemers het faillissement van hun werkgever (natuurlijke persoon) aangevraagd. Eerder heeft deze evenwel een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Dit verzoek is afgewezen en het is nu wachten op het hoger beroep. De rechter die belast is met de aanvraag van het faillissement, wenst daarop evenwel niet te wachten en spreekt het faillissement uit. Nog langer wachten betekent volgens de rechter immers dat de werknemers meer loon zullen derven, dan zou worden vergoed in verband met de zgn. UWV loongarantieregeling. En dat is volgens de rechter in strijd met art. 1 Eerste Protocol (EP) van het EVRM, het zgn. recht op eigendom van het loon. Anders gezegd: de rechter verklaart art. 3a lid 2 Fw hiermee dus buiten toepassing.

Wij menen dat de rechtbank zover niet had mogen gaan. De loongarantieregeling van het UWV is in de Werkoosheidswet (Ww) opgenomen en behelst een vangnet voor uitkering van loon gedurende 13 weken, voorafgaande aan de datum van het faillissement of Wsnp. Door te wachten met de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring (in verband met de Wsnp-aanvraag), dreigden de werknemers meer loon dan dus die 13 weken te verliezen. De rechtbank ziet dit als een te grote inbreuk op het recht op eigendom op loon op grond van het bedoelde Protocol.

Het begrip ‘eigendom’ in art. 1 EP is veel ruimer dan ons begrip eigendom in (bijv.) Boek 5 BW. Het is vaste jurisprudentie dat opgebouwde pensioenrechten, goodwill, eindigen van een huurrecht na onteigening, speciale nooduitkeringen in verband met werkloosheid et cetera alle onder het bereik van art. 1 EP vallen. Maar tegelijkertijd is dit begrip wel onderhevig aan de nodige beperkingen, de overheid heeft immers een bevoegdheid om eigendom te reguleren. In dat geval lijkt de 13-weken termijn een voldoende bescherming van het recht op eigendom van de loonuitkering uit hoofde van de loongarantieregeling. Waar ligt immers de grens? Zeker gezien de zgn. ‘margin of appreciation’ van de lidstaten en de bedoeling van art. 1 EP in verband met overheidsregulering, lijkt het er sterk op dat de rechtbank art. 3a lid 2 FW dus ten onrechte heeft gepasseerd.

Het volledige artikel met vindplaatsen is te raadplegen bij Kluwer Navigator of neem contact op met ons kantoor. 

Print Friendly, PDF & Email