Wet Jeugdzorg geeft minderjarige betere positie, maar kritiek blijft
Familie- en Jeugdrecht: Is de (rechts)positie van de minderjarige in de nieuwe Wet op de jeugdzorg daadwerkelijk verbeterd?
Samenvatting artikel in Ars Aequi van april 2006 (auteurs: Diana Sol en Peter Ros).
Met het intreden van de Wet op de Jeugdzorg op 1 januari 2005 heeft de minderjarige weliswaar een sterkere rechtspositie gekregen, maar er blijft reden voor kritiek. Door de nieuwe wet is het de bedoeling dat alle jeugdzorg achter één loket wordt aangeboden, hetgeen de efficiëntie ten goede moet komen. Het recht op jeugdzorg kan onder omstandigheden echter betrekkelijk zijn. Weliswaar komen probleemjongeren onder de nieuwe wet niet meer terecht in een (strafrechtelijke) justitiële jeugdinrichting, maar ernstige incidenten kunnen door de nieuwe regeling niet steeds worden voorkomen. Dit is volgens de auteurs onder meer te wijten aan het bestuursrechtelijke karakter van de indicatiestellingen, alsmede aan de hoge werkdruk, in combinatie met een gebrek aan een uniforme werkwijze. Daarnaast zouden medewerkers van jeugdzorg aansluiting moeten vinden bij de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) om een kwaliteitsslag te maken. Hoewel het verder een goede keuze lijkt de kinderrechter competent te maken, dient hij als bestuursrechter grondiger dan marginaal te toetsen, dit op grond van de materiele normen in de nieuwe wet. Tenslotte dreigt er in het kader van de nieuwe wet bij omgangskwesties na echtscheiding een dubbele rechtsingang te ontstaan en dat is bepaald onwenselijk.
Het volledige artikel is te raadplegen op www.arsaequi.nl (zoeken in archief), of neem contact op met ons kantoor.