De kredietwaardigheid van een consument mag niet enkel op basis van diens mondelinge verklaring worden getoetst

Samenvatting annotatie onder Ktr. Amsterdam 29 september 2020, Prg. 2020/297 m.nt. mr. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBAMS:2020:4862).

Santander heeft terugbetaling gevorderd van een consumentenkrediet. De overeenkomst van geldlening is in de Mediamarkt totstand gekomen. De medewerker heeft gedaagde verzocht om informatie omtrent zijn financiële situatie (inkomsten, vaste lasten, overige kredieten). Gedaagde heeft die toen mondeling verstrekt. Volgens Santander kan zij voor leningen tot € 5.000,= hiermee volstaan.

De kantonrechter is het daarmee niet eens. Niet gecontroleerde financiële informatie van de consument alvorens hij een consumentenlening aangaat, kan in zijn geheel niet volstaan. Dat valt af te leiden uit onder meer art. 4:34 Wet op het financieel toezicht (Wft). Ook HvJ EU C-679/18, (EU:C:2020:167) is duidelijk: de enkele mondelinge verklaring is niet genoeg, zo lang deze niet is onderbouwd met de relevante financiële bewijsstukken. Volgens het HvJ EU moet een relevant gegevensbestand worden geraadpleegd, vgl. r.o. 20. Een enkele BKR-toets is evenmin voldoende.

Opvallend is dat de kantonrechter hier louter wijst op Europese jurisprudentie van het HvJ EU en de Richtlijn 2008/48/EG. Deze wetgeving is immers al geruime tijd geïmplementeerd. Art. 113 lid 1 van de toepasselijke AMvB (Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft), is hier van toepassing. De aanbieder van een consumentenlening moet al vanaf € 1.000,= en vóór de verstrekking beschikken over voldoende schriftelijke informatie over de financiële positie van de consument.

Santander vangt uiteindelijk bot en de kredietovereenkomst wordt vernietigd.

Meer informatie over dit onderwerp? De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder Ktr. Amsterdam 29 september 2020, Prg. 2020/297 m.nt. mr. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBAMS:2020:4862) of neem contact op met ons kantoor.

Print Friendly, PDF & Email