Schadevergoeding voor vertraging vliegtuig door birdstrike is niet terecht
Consumentenrecht: Het oordeel van de kantonrechter dat de verplichte vliegtuiginspectie na een birdstrike geen buitengewone omstandigheid is, valt te betwijfelen.
Samenvatting annotatie onder Rb. Noord-Holland (kantonrechter Haarlem) 12 januari 2016, Prg. 2016/243 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2016:5853).
De kantonrechter heeft overwogen dat de verplichte inspectie na een botsing van een vliegtuig met een vogel(zwerm), een zogenaamde birdstrike, inherent is aan de normale uitvoering van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Een belangrijke reden daarvoor is dat de procedure na een birdstrike expliciet is opgenomen in het handboek van de producent van het vliegtuig. TUI Airlines beroept zich dus tevergeefs op buitengewone omstandigheden in het kader van Luchtvaartverordening (EG) 261/2004 en moet de passagiers derhalve compenseren voor de vertraging als gevolg van de inspectie.
Het oordeel van de kantonrechter wijkt af van eerdere rechtspraak op dit punt en de redenering van de rechter is niet goed te volgen. In de eerste plaats baseert de rechter het oordeel op HvJ EU 17 september 2015, C-257/14 (ECLI:EU:C:2015:618, Van der Lans/ KLM). Dat arrest gaat evenwel over technische gebreken en daarvan is hier geen sprake. Begrijpelijker is het oordeel van andere rechters dat een birdstrike wel een buitengewone omstandigheid is, omdat het zich in gemiddeld 0,0025% van de vluchten van de betrokken luchtvaartmaatschappij (in een van de zaken) voordoet en niet binnen de invloedsfeer van de luchtvaartmaatschappij ligt. Weliswaar richt de onderhavige kantonrechter zich niet direct op de birdstrike zelf maar op de inspectie na de birdstrike, maar dat kan niet verhullen dat die inspectie wel het directe gevolg is van de onverwachte en niet te beïnvloeden birdstrike. Dat een birdstrike significant vaker bij TUI voorkomt, is niet gebleken. Evenmin staat vast dat de inspectie niet voortvarend genoeg is uitgevoerd.
Na de onderhavige kwestie zijn inmiddels (ten minste) twee prejudiciële procedures over de birdstrike aanhangig gemaakt bij het HvJ EU. In de kwestie Peska/Travel Service (C-257/16) heeft de A-G (ECLI:EU:C:2016:623) inmiddels geconcludeerd dat een luchtvaartmaatschappij dan geen invloed mag hebben op een birdstrike, het gevaar van dieren voor de luchtvaart is onmiskenbaar en er moeten voortdurend maatregelen worden genomen om het gevaar van vogels te minimaliseren. Geen buitengewone omstandigheid dus. In die zaak gaat het evenwel om een technische storing door een birdstrike en bij technische gebreken legt het HvJ EU de lat nu eenmaal vrij hoog.
Ten slotte is volgens ons nog van belang dat de hoge onwaarschijnlijkheid van een birdstrike gemakkelijk te vergelijken is met onverwachte weersomstandigheden en dienaangaande vliegveiligheidsproblemen. Dergelijke omstandigheden worden wel algemeen aangemerkt als buitengewone omstandigheden.
De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder Rechtbank Noord-Holland (kantonrechter Haarlem) 12 januari 2016, Prg. 2016/243 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBNHO:2016:5853) of neem contact op met ons kantoor.