Contractuele duur van onderhoudsverplichting na verbreking samenwoning kan worden gematigd op grond van de redelijkheid en billijkheid

Samenvatting annotatie onder Rb. Amsterdam 17 oktober 2018, Prg. 2019/1 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBAMS:2018:7372).

De gevolgen van de verbreking van de samenwoning hebben partijen in een overeenkomst geregeld (partijen waren eerder gehuwd, maar woonden na hun echtscheiding nog samen). In de overeenkomst is bepaald dat de man tot diens overlijden of bij hertrouwen van de vrouw € 1.000,= per maand aan haar zou betalen. Er is daarvoor geen maximumtermijn bepaald. Inmiddels is de gemeenschappelijke woning verkocht. De man vordert kort gezegd beëindiging van de betalingsverplichting op grond van de (beperkende of aanvullende werking van de) redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van de man op de beperkende werking van art. 6:248 lid 2 BW slaagt. Hij heeft de vrouw de afgelopen acht jaar maandelijks betaald en tot de verkoop van de gemeenschappelijke woning ook alle kosten van die woning voor zijn rekening genomen. Ook heeft hij onverplicht een aantal andere financiële verplichtingen op zich genomen en een regresvordering van € 12.500 op de vrouw niet gevorderd. Daarbij zal de vrouw na het beëindigen van de bijdrage van de man niet of nauwelijks aan inkomen inboeten. Bepaald wordt dat de man zijn bijdrage per 1 mei 2020 mag beëindigen.

Duidelijk is wel dat het hier gaat om een zgn. duurovereenkomst, maar de vrouw laat zich daarover in haar verweer kennelijk niet uit. Volgens vaste jurisprudentie kan een dergelijke overeenkomst in beginsel niet tussentijds zonder meer worden beëindigd, vgl. Hoge Raad 21 oktober 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0483. Onder bepaalde dringende redenen is opzegging echter wel mogelijk, bijvoorbeeld op grond van onvoorziene omstandigheden ex art. 6:258 BW. Onder die omstandigheden kan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 2 BW – zoals in opgemelde kwestie het geval bleek – van invloed zijn, vgl. Hoge Raad 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD3069.

Meer informatie over de beëindiging van duurovereenkomsten? De volledige annotatie met aanvullende jurisprudentie is te raadplegen onder Rb. Amsterdam 17 oktober 2018, Prg. 2019/1 m.nt. P.J.M. Ros (ECLI:NL:RBAMS:2018:7372) of neem contact op met ons kantoor.

Print Friendly, PDF & Email